20 augustus 2020 | Het UBO register
Op grond van de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden zijn bepaalde Nederlandse entiteiten per 27 september 2020 verplicht om hun uiteindelijk belanghebbende (UBO) te registreren wanneer zij zich melden bij de Kamer van Koophandel. Al bestaande entiteiten die onder de regelgeving vallen kunnen gebruik maken van een overgangsperiode van 18 maanden. De volgende UBO informatie zal publiekelijk toegankelijk worden: naam, geboortemaand, geboortejaar, woonstaat, nationaliteit en de aard en omvang van het gehouden belang.
De registratieplicht geldt voor de volgende entiteiten: BV’s, NV’s, verenigingen, onderlinge waarborgmaatschappijen, coöperaties, maatschappen, VOF’s, CV’s, rederijen, SE’s, SCE’s, EESV’s en kerkgenootschappen. De registratieplicht geldt niet voor: eenmanszaken, beursvennootschappen en hun 100% (directe of indirecte) dochters, VvE’s, verenigingen met beperkte rechtsbevoegdheid die geen onderneming drijven en publiekrechtelijke rechtspersonen. Op grond van art. 30(9) van Richtlijn (EU) 2015/849 (AML4) kan een uitzondering worden gemaakt als de registratie voor de UBO blootstelling aan een risico op fraude, ontvoering, chantage, geweld of intimidatie inhoudt of indien de UBO minderjarig of anderszins handelingsonbekwaam is.
Achtergrond van het UBO register: AML4
AML4 is een belangrijke Richtlijn ter voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. De Richtlijn bevat gedetailleerde regels over cliëntenonderzoek die moeten worden nageleefd door instellingen als banken, beleggingsondernemingen en financiëledienstverleners. Deze instellingen dienen (1) hun cliënten te identificeren en deze identiteit te verifiëren, (2) UBO’s te identificeren en alle redelijke maatregelen te treffen om diens identiteit te verifiëren en (3) als de cliënt een rechtspersoon is, alle redelijke maatregelen te treffen om inzicht te verkrijgen in de eigendoms- en controlestructuur van de cliënt. Het doel is om de eigendoms- en controlestructuur daadwerkelijk te begrijpen. Dat kan een uitdagende opgave zijn ingeval van complexe vennootschapsstructuren. AML4 schrijft ook voor dat binnen hun grondgebied opgerichte vennootschappen en andere juridische entiteiten toereikende, accurate en actuele informatie over hun UBO’s moeten inwinnen en bijhouden. Daaronder begrepen detailgegevens over de door de UBO gehouden economische belangen.
AML4 en zijn opvolger Richtlijn (EU) 2018/843 (AML5) zijn voor het grootste deel geïmplementeerd in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De Wwft is op onderdelen nader uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit Wwft.
Wie kwalificeert als UBO?
De UBO definitie van art. 3(6) AML4 is geïmplementeerd in art. 1 Wwft als: de natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over een cliënt, dan wel de natuurlijke persoon voor wiens rekening een transactie of activiteit wordt verricht. Dat is een brede definitie. De Minister van Financiën stelde in een Kamerbrief: “Van geval tot geval zal het verschillen wie op grond van die definitie kwalificeert als UBO. Eenvoudig gezegd is de UBO de natuurlijke persoon die, al dan niet achter de schermen, bij een vennootschap of een andere juridische entiteit aan de touwtjes trekt.” Op grond van art. 3(1) Uitvoeringsbesluit Wwft moet als UBO in ieder geval worden aangemerkt: de natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaar zijn van of zeggenschap hebben over de (niet beurs) BV of NV via (1) het direct of indirect houden van meer dan 25 % van de aandelen, van de stemrechten of van het eigendomsbelang in de vennootschap, met inbegrip van het houden van toonderaandelen; of (2) andere middelen, waaronder de voorwaarden voor consolidatie van een jaarrekening.
Pseudo-UBO
Wanneer alle mogelijke middelen zijn beproefd om uit te vinden wie formele of feitelijke zeggenschap heeft en niemand als UBO is te achterhalen, of wanneer er twijfel bestaat of de achterhaalde persoon of personen wel UBO is of zijn, kan een natuurlijk persoon behorend tot het hoger leidinggevend personeel worden aangemerkt als UBO. Volgens de (inmiddels ietwat gedateerde) Wwft Leidraad van de AFM is het aanwijzen van het hoger leidinggevend personeel als UBO een uiterste terugvaloptie.
Het concept van gezamenlijke controle
Sommige landen lijken het concept van gezamenlijke controle (joint control) te erkennen, als gevolg van een brede interpretatie van de zinsnede “of via zeggenschap met andere middelen” in art. art. 3(6)(a)(i) AML4 of lokale regelgeving. Het gevolg daarvan is dat lokale regelgeving twee personen als UBO kan kwalificeren wanneer zij gezamenlijk de uiteindelijke controle hebben over een entiteit. Het kan daarmee voorkomen dat een persoon in het ene land wel en in het andere lang niet als UBO kwalificeert. Nederlands recht lijkt het concept van gezamenlijke controle niet te erkennen.
Indien u vragen heeft over uw Wwft- of UBO verplichtingen, neemt u dan contact op met Jelmer Kruijt of uw vaste contact bij VESPER Advocaten.